Het is nog vroeg. Wij zijn te vroeg. Het duurt nog even voordat de klok het tijdstip van de geplande afspraak duidt.
De stoel voelt hard en enigszins oncomfortabel, maar dit is de realiteit en hier zal ik het mee moeten doen. Ik realiseer me dat mijn ongemak niets is vergeleken met het lot van de mensen die hier zitten te wachten totdat ze door de verpleegkundige worden opgehaald.
Voor me veel kleurrijke spandoeken die de onvrede van het zorgpersoneel aangeven. Om de zoveel tijd komt een verpleegkundige, broeder of arts voorbij. En zo nu en dan wachtenden die richting de koffie en thee automaat lopen om hun dorst te lessen.
De seconden verstrijken. Langzaam gaan ze over in minuten. Dan in uren. We wachten al even. Niemand weet waarom.
In mezelf voel ik een rust neerdalen met op de achtergrond een vleugje verdriet. Het verdriet wordt heviger als ik naar mijn vader kijk. Vorige week geopereerd en dan nu weer met spoed. Het is de zoveelste keer al. Het maakt me nog maar eens bewust van het gegeven dat we over niets in het leven controle hebben en dat we alleen maar kunnen buigen voor het leven en met haar mee kunnen bewegen.
Zo’n tweeëneenhalf uur na de geplande afspraak wordt hij opgehaald. Even twijfelt de verpleegkundige of ik mee mag. Mij maakt het niet uit. Ik ben mee voor de steun. In het verleden heb ik immers zelf mogen ervaren hoe fijn het kan zijn als er zichtbare steun is op momenten dat het leven even ongrijpbaar voelt. Ze besluit dat ik mee mag en dus lopen mijn vader, moeder en ik richting de wachtruimte dichtbij de operatiekamer. Daar wordt hij voorbereid. Het moment van afscheid nemen is altijd een moment waarop er in mijn maag iets in beweging komt en waar mijn emoties geraakt worden.
Nu is het weer wachten.
In het café beneden drinken we koffie en thee. Wachtend op het moment dat mijn vader de operatiekamer verlaat. Het duurt en het duurt. Inmiddels is er ook zorg. Ons is verteld dat het 45 minuten zal duren. Inmiddels zijn er al bijna twee uur verstreken. Niemand die iets komt vertellen. En dus zit er niets anders op dan wachten. Tot het moment dat we zijn stem horen. Dat moment is altijd wanneer ik weer wat meer rust in mezelf voel. De operatie is goed gegaan. In mijn hoofd danst de gedachte ‘Ja, dat horen we steeds.’. Afwachten. Dat is het enige dat we kunnen doen. En er zijn voor hem.
De gedachte die in me opkomt is hoe kun je er voor iemand zijn zonder jezelf te verliezen? Ik geloof namelijk dat ik er pas echt voor de ander kan zijn als ik mezelf niet voorbijloop. En wat betekent er voor een ander zijn? Dat is natuurlijk per situatie anders. In dit geval is het vooral een luisterend oor bieden, want hij is sterk. Dat zie ik steeds weer. Een luisterend oor bieden, vertrouwen hebben (en dat heb ik) en als het nodig is af en toe helpen de zinnen te verzetten. En dat brengt me vooral bij het eerste. Hoe kun je luisteren? Echt luisteren? Voor mij zit het vooral in aanwezigheid. En laat Manu Keirse daar nu iets heel moois over geschreven hebben.
"De intensiteit van aanwezig zijn. Dit betekent dat je getuige bent van verdriet. Door te oberserven in plaats van richting te willen bepalen of onmiddellijk iets te willen doen. Dat betekent meer observeren dan doen, meer luisteren dan spreken, meer volgen dan leiden. Zo bevestig je de waardigheid en autoriteit van de persoon in verdriet."
Als je iets nodig hebt op het gebied van rouw en verlies laat het me vooral weten. Ik ben er voor je. En als je alleen je verhaal kwijt wilt mag dat natuurlijk ook.